Rubbergranulaat als “infill materiaal” voor kunstgrasvelden
Op 19 april 2023 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een viertal uitspraken gedaan in handhavingsverzoeken van de Stichting InStrepitus (ECLI:NL:RVS:2023:1530, 1532, 1533 en 1460). De Stichting verzocht het betreffende college van Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 13 van de Wet bodembescherming (Wbb) handhavend op te treden tegen het gebruik van rubbergranulaat als “infill-materiaal” voor een kunstgrasveld omdat volgens haar dat materiaal niet mag worden gebruikt als “infill-materiaal”. Het gebruik van rubbergranulaat als infill materiaal kan namelijk bodemverontreiniging veroorzaken.
In een uitspraak van 19 oktober 2022 (ECLI:NL: RVS: 2022:2944) heeft de Afdeling overwogen dat rubbergranulaat inderdaad bodemverontreiniging kan veroorzaken maar dat als de maatregelen die in de zogenoemde opeenvolgende zorgplichtdocumenten (2009, 2014, 2017 en 2020) worden genomen, toepassing en gebruik van rubbergranulaat is toegestaan. Die zorgdocumenten worden als “stand der techniek” beschouwd, conform de meest recente inzichten vanuit (bodem)onderzoeken in relatie tot het gebruik van rubbergranulaat op kunstgrasvelden.
In de vier recente zaken volgt de Afdeling die lijn onverkort. In een drietal gevallen stelt de Afdeling echter vast dat onvoldoende is gebleken dat de gemeente die in die gevallen eigenaar van het kunstgrasveld was, zich bij de aanleg en het gebruik had gehouden aan de maatregelen die in het op moment van aanleggen vigerende zorgplichtdocument waren opgenomen (preventieve deel van de zorgplicht). Het betoog van de Stichting dat de preventieve zorgplicht zover strekt dat er geen rubbergranulaat als infill materiaal op kunstgrasvelden mag worden gebruikt, wordt door de Afdeling dus niet gehonoreerd.
In de gevallen waar niet is voldaan aan het preventieve van de zorgplicht dient al dan niet via bestuursrechtelijk handhaving, te worden onderzocht of er zich een aantasting of verontreiniging van de bodem heeft voorgedaan en als dat zo is dienen de directe gevolgen daarvan te worden beperkt en zoveel mogelijk ongedaan te worden gemaakt (repressieve deel van de zorgplicht).
Als bij de aanleg en het gebruik van rubbergranulaat de maatregelen worden genomen zoals in het op dat moment geldende zorgplichtdocument zijn opgenomen (bijvoorbeeld het aanbrengen van zogenaamde kantplanken en het borgen van het naleven van gebruiksinstructies) zijn volgens de Afdeling alle maatregelen genomen die redelijkerwijs konden worden gevergd om verontreiniging of aantasting van de bodem te voorkomen als bedoeld in artikel 13 van de Wbb. Vervolgens kan rubbergranulaat als “infill-materiaal dus nog steeds “gewoon” worden gebruikt.