Geen saneringsnoodzaak bij grondwaterverontreiniging van 5.656.000m³
Inleiding
In de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 wordt aangegeven hoe de spoed van de sanering moet worden vastgesteld. In de zogenaamde standaard risicobeoordeling wordt er onder meer van uitgegaan dat als er sprake is van een ernstige grondwaterverontreiniging in een volume van meer dan 6000m³, er in beginsel sprake is van een saneringsnoodzaak. Dat kan anders zijn als er na een locatie specifieke beoordeling van de verontreinigingssituatie blijkt dat er jaarlijks niet meer dan 1.000m³ bodemvolume extra verontreinigd wordt.
Die vraag speelde in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 juli 2022 (EC:LI:NL:RVS:2022:2061).
Wat was er aan de hand?
Bij besluit van 11 mei 2021 had het college van Gedeputeerd Staten van Noord-Brabant (het college) vastgesteld dat zich op Bedrijvenpark Metal Valley in Drunen een geval van ernstige bodemverontreiniging bevond, waarvan spoedige sanering noodzakelijk was.
Volgens het college was er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging omdat de interventiewaarden in het grondwater voor VOCI overschreden werden in een bodemvolume van meer dan 100 m³. Dit omdat verspreiding had geleid tot een grondwaterverontreiniging met een zeer aanzienlijk bodemvolume van minstens 5.656.000 m³. De exacte omvang van de grondwaterverontreiniging was nog niet in beeld. Wel stond vast dat het bodemvolume met grondwaterverontreiniging binnen de interventiewaardecontour veel groter is dan het toetsingscriterium van 6.000 m³ uit de Circulaire bodemsanering.
Omdat volgens het college niet was aangetoond dat de jaarlijkse verspreiding van de grondwaterverontreiniging kleiner was dan 1.000 m3, konden risico’s voor mens, plant of dier, als gevolg van onbeheersbare verspreiding, niet worden uitgesloten. Het college had daarom bepaald dat de sanering zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vier jaar na inwerkingtreding van deze beschikking moest zijn gestart.
WPC Drunen 17-27 B.V., de eigenaar van de gronden waarop het besluit onder andere betrekking heeft, en die door het college was aangewezen om de sanering van het geval van verontreiniging uit te (laten) voeren, heeft beroep aangetekend tegen dat besluit.
Argumenten van appellante
WPC Drunen 17-27 B.V. voerde, kort samengevat, aan dat spoedige sanering niet nodig was, omdat in dit geval geen sprake was van onaanvaardbare risico’s. In het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende onderzoeksrapport “Beheerplan grondwaterverontreiniging ondergrond Bedrijvenpark “Metal Valley” te Drunen” van Tritium Advies B.V. van 15 januari 2019 (hierna: het beheerplan) was volgens WPC Drunen 17-27 B.V. vastgesteld dat de toename van de grondwaterverontreiniging minder dan 1.000 m³ bedroeg, dat er op termijn sprake zou zijn van stabilisatie en daarna zelfs afname van de omvang van de verontreiniging zou plaatsvinden.
Oordeel van de Afdeling
De Afdeling volgt de redenering van WPC Drunen 17-27 B.V. dat uit het beheerplan volgt dat de jaarlijkse verspreiding van de grondwaterverontreiniging feitelijk kleiner is dan 1.000 m³. De stelling van het college dat de in het beheerplan getrokken conclusie nog niet kan worden getrokken, omdat de exacte omvang van de verontreiniging nog niet in beeld is, volgt de Afdeling met een verwijzing naar eerdere jurisprudentie niet (23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3573, 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2021, en 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:294).
De Afdeling is van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet van de in het beheerplan getrokken conclusie uit kan worden gegaan en vernietigt het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek. Dit bevestigt dus dat bij een aanzienlijke omvang van een grondwaterverontreiniging kan worden aangetoond dat er geen sprake is van een onbeheersbare situatie en dat dat dus niet per definitie hoeft te betekenen dat er sprake is van een sanerinsgnoodzaak.
Het college zal nu een nieuw besluit moeten nemen waarin ofwel alsnog wordt vastgesteld dat er geen saneringsnoodzaak is of zal het college daarin beter gemotiveerd moeten onderbouwen, bijvoorbeeld door het inschakelen van een deskundige voor een contra-expertise, dat er (toch) een saneringsnoodzaak is.